Geschiedenis van Heppeneert

In de parochiekerk van Heppeneert bij Maaseik, wordt de Heilige Maagd Maria vereerd onder de titel van Onze-Lieve-Vrouw van Rust. Een zeer oud beeldje toont er de Heilige Maagd in rustende houding, het hoofd gebogen en de handen gevouwen op haar schoot. Achter Maria staat een man, men vermoedt de apostel Johannes, die in beschouwing omhoog kijkt.
Volgens een oude overlevering spoelde dit beeldje eeuwen geleden aan, bij een overstroming door de Maas, in het dorp Elen. Men bouwde een kapel waarin het beeld ter verering werd geplaatst en waaraan later een priester werd verbonden.
In 1706 verkocht Petrus Curingen, een burger van Maastricht en eigenaar van de pachthoeve waartoe de kapel behoorde, zijn bezittingen aan de Kruisheren van Maaseik. Door hun inspanningen nam de godsvrucht tot Onze-Lieve-Vrouw een nieuwe vlucht. Alle zaterdagen werd de heilige Mis ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Rust in de kapel opgedragen. Steeds meer kwamen de gelovigen van alle kanten naar het genadeoord om hulp en troost bij Maria te vinden. In de loop der jaren was de kapel te klein geworden en werd er omstreeks 1768 een nieuwe en grotere gebouwd door de toenmalige prior van de Kruisheren Johannes Hendrik Vossen.
In 1798, tijdens de Franse Revolutie, werden de kloosterlingen verjaagd en hun goederen verbeurd verklaard en verkocht. De Kruisheer Petrus Arnold Coopmans was als pastoor van Heppeneert achtergebleven en oefende, verborgen en als burger verkleed, zijn bediening uit. Hij bracht het beeldje naar Heppeneert, waar het op een veilige plaats verborgen bleef totdat die woelige tijden voorbij waren.
Pas in 1883 keerde de vroegere devotie terug door de bezielde ijver van Aloysius Froyen, pastoor te Heppeneert en zijn parochie werd een druk bezochte plaats.
Ook nu nog komen bedevaarders naar Heppeneert om te bidden voor geestelijke en lichamelijke gezondheid, om bevrijd te worden van angsten en kwellingen, om inzicht te verkrijgen in moeilijk te nemen beslissingen, of gewoon om tot rust te komen.

Legende van de Kaartridder

De legende vertelt ons dat in Heppeneert een edelman, Riddart genaamd, het kasteel Borckhoff bewoonde. Om gedurende zeven jaar ten volle van het leven te kunnen genieten, verkocht hij zijn ziel aan de duivel en bezegelde deze overeenkomst met een handtekening in zijn eigen bloed. Toen de zeven vette jaren voorbij waren, nodigde hij al zijn vrienden en kennissen uit op een groot feestmaal. Op het einde van de maaltijd zei de edelman zijn vrienden vaarwel en maakt zijn hachelijke situatie bekend. Voordat hij vertrok met zijn paard, werd hij door zijn disgenoten aangeraden om zich aan te bevelen bij de H. Gertrudes en de H. Johannes. Dit gedaan hebbende gaf hij zijn paard de sporen en reed naar de plaats “Sant” genaamd. Bij een oude brug aangekomen, zag hij de duivel reeds op hem wachten; met een groot lawaai riep deze de ridder toe om niet te naderen omdat er een maagd achter op het paard zat. Toen de edelman omkeek, herkende hij de H. Gertrudes en even later was de duivel verdwenen. Riddart keerde dan luid jammerend naar zijn kasteel terug en leefde nog enkele jaren in strikte soberheid. Na zijn overlijden werd hij op het kerkhof van Heppeneert begraven.

Geschiedenis van Heppeneert

In oude documenten duikt het toponiem Heppeneert op vanaf het begin van de 13e eeuw.  In een oorkonde van 1202 wordt er inderdaad gehandeld over Heppenardt. Later spreekt men over Heppenarde, Heppenaert, Heppenart, Heppenert, Heppener, Hepener en tenslotte over Heppeneert. Over de betekenis van deze plaatsnaam is men het niet eens. De meeste deskundigen beweren dat we te maken hebben met een samenstelling van de twee delen Heppe en eert. Het tweede deel komt vaak voor in onze plaatsnamen en betekent “bebouwd land” of “woonplaats”. Enkele specialisten menen –eert te mogen interpreteren als “aanlegplaats”, als een plaats waar goederen werden gelost. Het grootste probleem vormt echter het eerste deel van deze samenstelling: Heppe-. De meest gangbare verklaring stelt dat Heppo (Eppo, Happo) een Germaanse persoonsnaam is; die naam betekent “gelukkige”, “voorspoedige”. Heppeneert zou dan betekenen : de woonplaats van Heppo de voorspoedige en zijn nazaten.

Het grondgebied Heppeneert was reeds in de Middeleeuwen tweeledig. Groot-Heppeneert behoorde kerkelijk bij Neeroeteren dat zelf toebehoorde aan de abdij van Thorn. Vermoedelijk bouwde de abdis in Heppeneert een kapel, die later vergroot werd. De pastoor van Neeroeteren had er het recht de priester aan te stellen.  Voor de grote plechtigheden moesten de inwoners van Heppeneert zich echter naar Neeroeteren begeven. De abdis van Thorn bezat in Heppeneert vele rechten : de grote en kleine tienden, bijna alle vormen van jurisdictie, het visrecht op de halve breedte van de Maas en het dubbel veerrecht.  Met het “klein veer” werden de inwoners van Visserweert, die geen eigen kerk hadden overgezet om in Heppeneert de sacramenten te ontvangen of er begraven te worden.  Alle reizigers die ter hoogte van de boerderij “het Veer” de Maas wilden oversteken moesten van het “groot veer” gebruik maken.  Waarschijnlijk werd die veerdienst omstreeks 1200 opgericht om alle goederen en personen die de opkomende landweg van Brussel of Antwerpen, over Diest, Peer, Bree, Maaseik, Sittard, Geilenkirchen naar Keulen volgden, over te zetten.

Het andere deel, Klein-Heppeneert, leunde aan bij de stad Maaseik.  Ook hier bezat de abdij van Thorn rechten en bezittingen.  Hier werd echter de invloed van de abdis teruggestoten door de graaf van Loon, die er rond 1260 goederen ter beschikking stelde voor de oprichting van een begijnhof buiten de wallen van Maaseik.  Klein-Heppeneert was parochiaal afhankelijk van Aldeneik.
In Heppeneert konden de priesters haast niet in hun levensonderhoud voorzien.  Doorgaans bezaten zij elders nog een beneficie, dat vaak meer geld opleverde.  Zeker in de 16eeuw loog het resultaat van die “economische oplossing” er niet om: de parochieherders bewoonden hun pastorie niet meer, terwijl op de weekdagen nog slechts bij uitzondering een H. Mis werd gelezen. De bisschop van Luik, de pastoor van Neeroeteren en de prior van de Kruisheren van Maaseik kwamen daarop overeen om de pastorie van Heppeneert met het klooster van de Kruisheren te verbinden.  De kerkelijke inkomsten, waaronder vooral de tienden, bleven evenwel voor de pastoor van Neeroeteren en de abdis van Thorn (1567). De eerste Kruisheren die in Heppeneert de parochiedienst waarnamen, resideerden niet. Dat veranderde vermoedelijk in de tweede helft van de 17e eeuw..

De laatste pastoor van Heppeneert uit de 18e eeuw, Petrus Arnoldus Coopmans, werd door de Franse Revolutionairen verdreven.  Aan hem dankt Heppeneert de verering van Onze-Lieve-Vrouw van Rust. Hij immers bracht, tijdens de kerkvervolging onder het Franse Bewind, het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Rust van Elen over naar Heppeneert, om het op een veilige plaats te laten bewaren…

Door de nieuwe indeling van de parochies in 1801 werd Heppeneert bij Elen gevoegd. Het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Rust bleef evenwel in Heppeneert. De opvolgers van pastoor Coopmans hadden aanvankelijk geen belangstelling voor het Mariabeeld.  In 1842, toen G. Neyens pastoor was, werd Heppeneert terug een zelfstandige parochie.  Dertig jaar later legde pastoor P. Daemen de eerste steen van de huidige parochiekerk.  Pastoor A. Froyen die vanaf 1883 gedurende 24 jaar pastoor van Heppeneert was, spande zich enorm in om de Mariaverering in het Maasland en ver daarbuiten te verbreiden.  Hij maakte van Heppeneert een bedevaartsoord, waar zeer veel mensen rust en vrede vonden.  Dat bewijzen de talrijke votieftegels in de kerk, opgedragen aan Onze-Lieve-Vrouw van Rust door personen uit o.a. Sydney, Katanga, Amerika, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Ontelbare vereerders moeten in Heppeneert geweest zijn sedert het overlijden van pastoor Froyen.  En ook nu nog is Heppeneert een trouw bezocht  bedevaartsoord.

Uit: O.-L.-Vrouw van Rust te Heppeneert

Janssen o.s.c.
Sangers o.s.c.